Jeroen van Velzen groeide op in Kenia waar hij vertrouwd raakte met verhalen over haaien en zeegeesten die een oude visser hem vertelde. Het geloof in bovenaardse krachten verdween naarmate hij ouder werd, maar Van Velzen bleef verlangen naar de onbevangen manier waarop hij vroeger in het leven stond en naar de magie die alles kleur gaf. Daarom keert Van Velzen terug naar het land waar hij opgroeide. Op het koraaleiland Wasini ontmoet hij de oude visser Masoud en zijn kleinzoon en vaste hulp Juma. Masoud hoopt nog steeds een grote haai te vangen, zoals hem dat lukte toen hij jong was. Hoe lang hij ook zonder vangst blijft, hij blijft geloven dat het hem de volgende dag zal lukken. Masoud zegt dat hij zich sterker voelt dan ooit, maar zijn leeftijd maakt hem kwetsbaar. Bovendien staat het regenseizoen voor de deur. Dan kan hij maandenlang niet naar zee. Is dit het laatste jaar dat hij de grote haai kan vangen? Van Velzen volgt Masoud en Juma op hun tochten. Tussendoor horen we verhalen van vroeger. Oude mensen vertellen over een bijna verdwenen magische wereld van zeegeesten, bedreigingen en mythische oude vissers. Op de laatste dag samen laat Masoud het heilige eiland Mpunguti zien, de plek waar zijn voorouders begraven liggen. Daar realiseert Van Velzen zich dat de magie van deze wereld zit in de eenvoud. Een wereld waarin Masoud en generaties voor hem jacht maken op het onmogelijke. In alle rust en met vertrouwen in eigen kunnen.